Het onderstaande artikel 'Kostbare schatten – breekbare parels. Pastoraal op weg met grootouders en kleinkinderen' verscheen in het voorjaar van 2011 in de diocesane bladen Ministrando (bisdom Brugge), Samen (bisdom Hasselt), Pastoralia (Aartsbisdom Mechelen-Brussel), Daco (bisdom Antwerpen) en Kerkplein (bisdom Gent). |
Grootouders en kleinkinderen – we zien ze meestal stralend afgebeeld in lifestylemagazines en in reclamespots: intens gelukkig met elkaar. Vele grootouders en kleinkinderen kennen het geluk om te mogen ervaren wat de media in beeld brengen: vreugde en dankbaarheid om elkaar en om het samen genieten van vele mooie dingen. Dat de relatie tussen grootouders en kleinkinderen ook moeizaam kan verlopen, en pijn en negatieve gevoelens kan meebrengen, is een realiteit die heel wat minder aandacht krijgt.
In deze bijdrage verkennen we enkele mogelijkheden om als kerkgemeenschap betrokken te zijn op het wel en wee van grootouders en kleinkinderen, en om hun wederzijdse betrokkenheid te stimuleren.
Meer dan één generatie
Grootouders zijn niet in één generatie thuis te brengen: er zijn de nog heel actieve en vitale grootouders die beroepsmatig actief zijn of genieten van de vrijheid na het wegvallen van de beroepsverplichtingen. Velen onder hen staan vaak klaar om hun kleinkinderen op te vangen. Er zijn de – meestal al wat oudere – grootouders, die te maken krijgen met verlieservaringen en die moeten leren omgaan met lichamelijke, geestelijke en financiële beperkingen, of die lijden onder het leven. Meer dan één generatie grootouders dus. Het bepaalt mee de mate van betrokkenheid voor initiatieven in de geloofsgemeenschap.
Diezelfde diversiteit is er overigens ook bij de kleinkinderen: van baby’s tot dertigers of veertigers die zelf ook al moeder of vader zijn. Kleinkind blijf je, grootouder ook.
In persoonlijke contacten en pastorale gesprekken
Mensen voelen zich in hun rol van ouder en grootouder aangesproken wanneer er met belangstelling geïnformeerd wordt naar hun kinderen en kleinkinderen. Het geeft hen de gelegenheid om te vertellen over de fijne en deugddoende ervaringen in hun familie, maar het biedt ook de mogelijkheid om pijn en onzekerheid ter sprake te brengen. Sommige grootouders zijn bedroefd en bezorgd omdat hun kleinkinderen van de kerk vervreemd zijn, niet meer gedoopt worden, niet meer huwen of er een heel andere levensstijl op nahouden dan zijzelf. Een aantal grootouders lijdt er enorm onder dat zij hun kleinkind(eren) zelden of nooit zien na de (v)echtscheiding van hun zoon of dochter. Soms voelen ze zich daar schuldig over en vragen ze zich af waar ze gefaald hebben als ouder en grootouder. Sommige grootouders zitten ook met vragen over de omgang met ‘nieuwe’ kleinkinderen die in hun familie komen via het nieuw samengestelde gezin van hun zoon of dochter. Deze zorgen, vragen en pijn in vertrouwen ter sprake kunnen brengen en zich beluisterd en erkend voelen, kan al een hele opluchting zijn. Het kan ook verhelderend zijn voor grootouders om te horen zeggen dat loslaten een levenslange opdracht is voor iedereen, dat de vrijheid van anderen respecteren moeilijk maar aangewezen is, net zoals het leren aanvaarden van de wegen die kleinkinderen gaan en de keuzes die ze maken. Naast het vertrouwvol gebed en de spirituele houding van het loslaten is er ook de kunst van het zien hoe kleinkinderen ‘geven’ op vele manieren: door knuffels, door uitleg te vragen – die eeuwige waaromvraag –, door verwonderd te zijn om alledaagse dingen, door een telefoontje, een verjaardagskaart, een onverwacht bezoek, enzovoort. Ook het leren zien van het eigen ‘geven’ – ook in niet-evidente omstandigheden – neemt vaak onrust weg bij grootouders: hun ‘er-zijn’ voor kleinkinderen (ook al is de mobiliteit beperkt), hun relativeringsvermogen en mildheid (dankzij de eigen levenservaring) of hun rustpunt-zijn te midden van alle drukte.
In liturgische vieringen en andere samenkomsten
De ouderenweek die jaarlijks in november plaatsvindt, of de schriftlezingen over bijvoorbeeld Abraham en Sara of over Hanna en Simeon bieden een uitgelezen kans om de vreugde en de pijn van grootouders ter sprake te brengen in de vieringen. De homilie en de voorbede lenen zich goed om spirituele houdingen aan te reiken om met moeilijke situaties om te gaan, en om grootouders en kleinkinderen uitdrukkelijk te ‘eren’ voor al het goede en mooie dat gebeurt.
In de ouderenweek – wanneer de basisscholen gewoonlijk een grootouderfeest organiseren – zou aan het einde van de viering een mooi gebed of een zinvolle tekst meegegeven kunnen worden, zoals bijvoorbeeld ‘Lof van de ouderdom’ (zie kadertje onderaan). Zo’n tekst of gebed zou ook opgenomen kunnen worden op de lokale bladzijden in Kerk&leven. Grootouders zouden ook uitgenodigd kunnen worden om een brief te schrijven aan hun kleinkind(eren): een brief waarin ze vertellen over wat ze belangrijk vinden in het leven, over hun geloof en over wat ze hun kleinkinderen hieromtrent toewensen. Waarom niet de suggestie doen om hun kleinkind toe te spreken op het communiefeest of zelf als grootouder een nieuwjaarsbrief te schrijven? Een brief biedt de mogelijkheid om de woorden zorgvuldig en in alle rust te wikken en te wegen. Het is een waardevol en persoonlijk geschenk dat kleinkinderen kunnen lezen en herlezen.
In de catechese
In de voorbereiding op een sacrament worden grootouders doorgaans maar in beperkte mate betrokken. Door op het catecheseprogramma te vermelden dat ook de grootouders van harte welkom zijn in de vieringen van bijvoorbeeld de naamopgave, de kruisoplegging of de plechtige geloofsbelijdenis weten grootouders zich uitgenodigd. Zo is ook de lichtmisviering een gelegenheid om ook de grootouders van de dopelingen uit te nodigen.
Sommige grootouders kunnen niet deelnemen aan activiteiten en vieringen om allerlei praktische redenen, zoals afstand of ziekte. Er zijn ook grootouders die niet willen betrokken worden omdat het geloof geen rol van betekenis speelt in hun leven.
Initiatieven om grootouders nauwer te betrekken kunnen dan ook alleen maar uitnodigend zijn. Zoals bijvoorbeeld een opdracht om bij de grootouders informatie en foto’s te vragen over hun doopsel, eerste communie of vormsel. Of de opdracht om thuis en bij de grootouders te kijken welke religieuze voorwerpen er in huis zijn.
Een oma zou kunnen komen vertellen over haar eerste communie of vormsel en over hoe de catechese toen verliep. Een opa zou kunnen getuigen over wat het geloof in God voor hem betekent.
De eigen specifieke pastorale context zal bepalen wat mogelijk en haalbaar is.
Gelukkig ben je als het leven je blik verscherpt heeft Gelukkig ben je als je dwaasheden getrotseerd hebt Gelukkig ben je als je het klagen gelaten hebt Gelukkig ben je als je erin slaagt oud te worden Gelukkig ben je als je de kleinkinderen leert van God te houden Gelukkig ben je als je van je zonen houdt Gelukkig ben je als je niet van het verleden leeft Verheug je! Je zult het rijk der hemelen bezitten. Gerhard Eberts Uit: Al de dagen van ons leven. Christelijk gezinsboek voor de 21ste eeuw, Averbode, 2008. |
Hilde Pex
Interdiocesane Dienst voor Gezinspastoraal (IDGP)