Doctoraatsverdediging

Faculty of Psychology and Educational Sciences
Accessibility and Inclusiveness of Early Childhood Education and Care across Europe: Policies and Experiences
Doctorandus/a PhD student
  Name: Ozgun Unver
Promotie / Defence
  When: 06.06.2019, 13h30
  Language: English
  Where: promotiezaal, 01.46, Naamsestraat 22, 3000 Leuven
 
Promotor / Supervisor
  Prof. dr. Ides Nicaise (promotor)
  Mevrouw Tuba Bircan (co-promotor)
 
Samenvatting van het onderzoek / Summary of Research

De overkoepelende doelstelling van dit proefschrift is om licht te werpen op de relatie tussen beleidsinstrumenten op het vlak van vóórschoolse educatie (VE) en de ervaringen van gezinnen en kinderen met deze diensten in Europa, vanuit het oogpunt van toegankelijkheid en inclusiviteit. Dit werk is gebaseerd op empirisch onderzoek over de effectiviteit van het VE-beleid inzake toegankelijkheid en inclusiviteit van deze diensten. Deze kwesties worden gekaderd binnen de algemene theoretische context van de verzorgingsstaat, sociale investeringen en sociale rechtvaardigheid en mensenrechten.

Om deze concrete onderzoeksvragen te beantwoorden, worden twee conceptuele kaders toegepast op VE. Het eerste is het institutionele kader van VE dat het beleid en de beleidsinstrumenten groepeert in de drie pijlers van voorziening, regulering en financiering. Dit institutioneel kader wordt met name gebruikt voor onderzoek naar toegankelijkheid. Het tweede is de triade van gelijke kansen, gelijke behandeling en gelijke resultaten, die reeds nuttig is gebleken bij onderzoek naar inclusiviteit van het onderwijs. Deze twee conceptuele kaders zijn de instrumenten die de richting hebben gegeven aan het systematisch uitvoeren van dit onderzoek.

In landen waar VE meer tot de publieke dan tot de particuliere sector behoort, blijken zowel de gerealiseerde toegang als de gepercipieerde toegankelijkheid van VE hoger te zijn. Dit blijkt duidelijk uit de wijze waarop VE wordt verstrekt en gefinancierd. Hoe jonger de leeftijd waarop het wettelijke recht begint, hoe hoger de toegankelijkheid van VE in het land. Ook in landen waar private (commerciële) VE niet is toegestaan, is de toegankelijkheid hoger. Voorts hangen hogere overheidsuitgaven voor VE nauw samen met een betere toegankelijkheid. Naarmate het aandeel van particuliere financiering toeneemt, daalt de gerealiseerde toegankelijkheid. Daarom worden regelingen voor universele toegang aangemoedigd.

Hogere overheidsuitgaven, lagere private of ouderbijdragen en een vroege start van de gratis verstrekking leiden echter niet tot een betere toegang voor kansarme kinderen. Met andere woorden, dit onderzoek bevestigt dat er een Matteüs-effect dreigt te ontstaan door de wijze waarop VE in rijkere landen wordt gefinancierd. Om deze reden moeten universele toegangs- en financieringsregelingen gepaard gaan met gerichte extra-middelen voor kansarme kinderen. Wat betreft de regulering van VE, is de toegankelijkheid van (zowel de gepercipieerde als de gerealiseerde) VE hoger in landen met een eengemaakt systeem dan in landen met een gesplitst systeem. Bovendien is de gerealiseerde toegang hoger in landen waar structurele maatregelen gelden m.b.t. kwaliteit, zoals de vereiste minimumkwalificatie van het personeel voor kleuteronderwijs en het curriculum voor peuters.

Financiële, culturele en gedragsbarrières, een gebrek aan beschikbare plaatsen, en een gebrek aan bewustzijn en informatie worden aangewezen als belangrijke oorzaken van ongelijke kansen voor migrantengezinnen met een laag inkomen in VE, terwijl de uitdagingen met betrekking tot schoolse segregatie, taalverwerving en culturele praktijken bijdragen tot ongelijke behandeling. Dit zijn ook de belemmeringen voor de inclusiviteit van VE-systemen, met name voor kinderen met lage gezinsinkomens of een migratieachtergrond. De bevindingen suggereren dat de ongelijkheid van kansen problematischer is voor jongere kinderen, terwijl de ongelijkheid van behandeling meer betrekking heeft op oudere kinderen. Zowel jongere als oudere kinderen hebben echter behoefte aan verbetering op beide gebieden. Bovendien hebben zowel jongere als oudere kinderen extra middelen en strategieën nodig om op hetzelfde niveau te kunnen presteren als hun niet-kansarme leeftijdsgenoten.


Summary of the PhD Dissertation

“Accessibility and Inclusiveness of Early Childhood Education and Care across Europe: Policies and Experiences”

The overarching objective of this dissertation is to shed light on the relationship between ECEC policy instruments and the experiences of families and children with ECEC across Europe in terms of accessibility and inclusiveness. This work is based on empirical research aiming to answer practical questions about ECEC policies and policy instruments that work and do not work as regards the accessibility and inclusiveness of these services. These issues are tackled within the overall theoretical context of welfare state, social investment, and social justice and human rights.

In order to answer these practical research questions, two conceptual frameworks are adapted to ECEC. The first one is the institutional setting of ECEC that groups ECEC policies and policy instruments into the three pillars of provision, regulation and financing, which is particularly used in researching accessibility. The second is the equal opportunities, equal treatment, and equal outcomes scheme that has been helpful in researching inclusiveness. These two conceptual frameworks are the tools that provided the direction to conduct this research systematically.

In countries where ECEC is more in the realm of public sector than private, both the realised access and perceived accessibility of ECEC are found to be higher. This is evident especially in the way ECEC is provided and financed. The earlier the legal entitlement starts, the higher is the accessibility of ECEC in the country. Similarly, in countries where private self-financing ECEC is not allowed, accessibility is higher. By the same token, more public spending is closely associated with higher accessibility. As the proportion of private funding increases, the realised access drops. Hence, universal access schemes are encouraged.

However, higher public spending, lower private or parental contributions, and early start of free provision do not translate into higher access by disadvantaged children. In other words, this research confirms that there is a risk of Matthew effect in the way ECEC is financed in wealthier countries. For this reason, universal access and funding schemes should be supported by targeting and extra resources for disadvantaged children. Regarding the way ECEC is regulated, accessibility (both perceived and realised) is higher in countries with unitary systems compared to split ones. Moreover, realised access is higher in countries with high structural quality measures such as staff qualification for older children and curriculum for younger children.

Financial, cultural and attitudinal barriers, lack of available places, and lack of awareness and information are identified as major causes of unequal opportunities for low-income immigrant families in ECEC, while the challenges with regard to school segregation, language acquisition, and cultural practices contribute to unequal treatment. These are also the barriers to the inclusiveness of ECEC systems especially for children with low-income and immigration background. The findings suggest that the inequality of opportunities is more problematic for younger children while the inequality of treatment concerns older children more. However, both younger and older children require the improvement in both areas. Moreover, both younger and older children need extra resources and strategies in order to achieve at the same level with their non-disadvantaged peers. 

 
Volledige tekst van het doctoraat / full text
https://lirias.kuleuven.be/handle/123456789/637994

 
Examencommissie / Board of examiners
  Prof. dr. Ides Nicaise (promotor)
  Mevrouw Tuba Bircan (co-promotor)
  Prof. dr. Andreas von Leupoldt (voorzitter/chairman)
  Prof. dr. Orhan Agirdag (secretaris/secretary)
  Prof. dr. Wim Van Lancker
  Prof. dr. Paul Leseman , Utrecht Uiversiteit
  Prof. dr. Jana Javornik , University of Leeds, Maurice Keyworth Building