Doctoraatsverdediging

Faculteit Rechtsgeleerdheid en Criminologische Wetenschappen
Over verraad en bespieding. De strafrechtelijke repressie van spionage voor de Duitse bezetter in België tijdens de Eerste Wereldoorlog
Doctorandus/a PhD student
  Naam: Katrin Vanheule
Promotie / Defence
  Wanneer: 08.09.2021, 16u00
  Taal van verdediging: Nederlands
  Waar: aula, 02.C004, Naamsestraat 96, 3000 Leuven
 
Promotor / Supervisor
  Prof. dr.  Jozef Monballyu(promotor)
  Prof. dr.  Stephan Dusil (co-promotor)
 
Samenvatting van het onderzoek / Summary of Research

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog had België geen ervaring bij de berechting van spionage. Het neutrale statuut van het land, evenals een kaduke wetgeving hadden ervoor gezorgd dat spionnen vrij spel hadden. Hieraan kwam abrupt een einde met de Duitse inval. De jacht op spionnen werd op grote schaal ingezet.

Duizenden klachten en aangiften inzake spionage kwamen tijdens de eerste oorlogsweken bij het Belgische gerecht toe. Het leidde tot massale aanhoudingen en arrestaties. Bij de vervolging van de spionageverdachten werd niet steeds de letter van de wet nageleefd. Ook in de fase van de berechting verliep niet alles volgens het boekje. Er was sprake van een ‘dictatuur’ van de militaire overheid. Zo kwam de bevelvoerende generaal in sommige zaken rechtstreeks tussen door de rol van voorzitter van de krijgsraad op zich te nemen of door zelf de leden van de krijgsraad te benoemen. Van een onafhankelijke rechterlijke macht was er geen sprake. Ook de rechten van de verdediging stonden sterk onder druk. De verdachten werden tijdens het proces niet altijd gehoord, kregen niet steeds bijstand van een raadsman en het vermoeden van onschuld, volgens hetwelk de beklaagde in geval van twijfel vrijuit ging, werd vaak niet toegepast. Ten slotte hadden de rechters vaak onvoldoende kennis van het recht, wat leidde tot toepassing van foutieve wetgeving. Verschillende spionnen werden in 1914 op basis van niet toepasselijke wetgeving geëxecuteerd. In de loop van 1915 veranderde de situatie. De magistratuur verwierf meer expertise en herwon geleidelijk aan haar onafhankelijkheid. Hoewel er in deze periode meer aandacht kwam voor de rechten van de verdediging bleven de militaire belangen primeren op de algemene rechtsbeginselen. De verdediging van het grondgebied tegen de vijand bleef uiteindelijk topprioriteit.

Na de wapenstilstand kwamen er opnieuw duizenden klachten en aangiften inzake spionage toe bij de parketten. Net zoals tijdens de eerste weken van de oorlog waren arbitraire aanhoudingen schering en inslag, werden procedurele regels met de regelmaat van de klok overtreden en werden de rechten van de verdediging niet altijd gerespecteerd. Het is pas vanaf februari 1919 dat de eerste spionnen voor het gerecht moesten verschijnen. Over het algemeen gaven de rechters in hun uitspraken blijk van voldoende kennis van het recht en een juiste rechtstoepassing. Enkel tijdens de eerste maanden van 1919 werd de strafwet in een aantal zaken retroactief toegepast. Deze vonnissen werden consequent door het Krijgshof hervormd. Het respect voor de rechten van de verdediging bleef ook in de naoorlogse periode een pijnpunt. Vaak voorkomende inbreuken waren het vermoeden van schuld in plaats van onschuld en de partijdigheid van de rechter.

De spionagefeiten die het gerecht vervolgde en berechtte waren divers van aard. Tijdens de oorlog lag de focus hoofdzakelijk op spionage, met name het verwerven van informatie over de tegenstander. Hierbij kan gedacht worden aan het verzamelen van informatie over de Belgische troepen, het maken van foto’s van militaire plaatsen, gebouwen of documenten, het rondhangen in de buurt van militaire plaatsen, het bezit van niet aangegeven duiven en het gebruik van optische signalen zoals verlichting, vlaggen, molens of een troep schapen. In de naoorlogse periode verschoof de focus naar de vervolging en berechting van contraspionage, dit is het beschermen van de eigen inlichtingendienst door zich te informeren over de organisatie en de methodes van de tegenstander. Diegenen die aan de Duitsers inlichtingen hadden verschaft over geallieerde inlichtingendiensten, over netwerken die jongeren hielpen om de Belgische grens over te steken of over organisaties die zich bezig hielden met de publicatie en verspreiding van verzetskranten evenals diegenen die lid waren geweest van de Duitse geheime politie of zich schuldig hadden gemaakt aan moutonnage moesten zich voor het Belgische gerecht komen verantwoorden.


Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog had België geen ervaring bij de berechting van spionage. Het neutrale statuut van het land, evenals een kaduke wetgeving hadden ervoor gezorgd dat spionnen vrij spel hadden. Hieraan kwam abrupt een einde met de Duitse inval. De jacht op spionnen werd op grote schaal ingezet.

Duizenden klachten en aangiften inzake spionage kwamen tijdens de eerste oorlogsweken bij het Belgische gerecht toe. Het leidde tot massale aanhoudingen en arrestaties. Bij de vervolging van de spionageverdachten werd niet steeds de letter van de wet nageleefd. Ook in de fase van de berechting verliep niet alles volgens het boekje. Er was sprake van een ‘dictatuur’ van de militaire overheid. Zo kwam de bevelvoerende generaal in sommige zaken rechtstreeks tussen door de rol van voorzitter van de krijgsraad op zich te nemen of door zelf de leden van de krijgsraad te benoemen. Van een onafhankelijke rechterlijke macht was er geen sprake. Ook de rechten van de verdediging stonden sterk onder druk. De verdachten werden tijdens het proces niet altijd gehoord, kregen niet steeds bijstand van een raadsman en het vermoeden van onschuld, volgens hetwelk de beklaagde in geval van twijfel vrijuit ging, werd vaak niet toegepast. Ten slotte hadden de rechters vaak onvoldoende kennis van het recht, wat leidde tot toepassing van foutieve wetgeving. Verschillende spionnen werden in 1914 op basis van niet toepasselijke wetgeving geëxecuteerd. In de loop van 1915 veranderde de situatie. De magistratuur verwierf meer expertise en herwon geleidelijk aan haar onafhankelijkheid. Hoewel er in deze periode meer aandacht kwam voor de rechten van de verdediging bleven de militaire belangen primeren op de algemene rechtsbeginselen. De verdediging van het grondgebied tegen de vijand bleef uiteindelijk topprioriteit.

Na de wapenstilstand kwamen er opnieuw duizenden klachten en aangiften inzake spionage toe bij de parketten. Net zoals tijdens de eerste weken van de oorlog waren arbitraire aanhoudingen schering en inslag, werden procedurele regels met de regelmaat van de klok overtreden en werden de rechten van de verdediging niet altijd gerespecteerd. Het is pas vanaf februari 1919 dat de eerste spionnen voor het gerecht moesten verschijnen. Over het algemeen gaven de rechters in hun uitspraken blijk van voldoende kennis van het recht en een juiste rechtstoepassing. Enkel tijdens de eerste maanden van 1919 werd de strafwet in een aantal zaken retroactief toegepast. Deze vonnissen werden consequent door het Krijgshof hervormd. Het respect voor de rechten van de verdediging bleef ook in de naoorlogse periode een pijnpunt. Vaak voorkomende inbreuken waren het vermoeden van schuld in plaats van onschuld en de partijdigheid van de rechter.

 

De spionagefeiten die het gerecht vervolgde en berechtte waren divers van aard. Tijdens de oorlog lag de focus hoofdzakelijk op spionage, met name het verwerven van informatie over de tegenstander. Hierbij kan gedacht worden aan het verzamelen van informatie over de Belgische troepen, het maken van foto’s van militaire plaatsen, gebouwen of documenten, het rondhangen in de buurt van militaire plaatsen, het bezit van niet aangegeven duiven en het gebruik van optische signalen zoals verlichting, vlaggen, molens of een troep schapen. In de naoorlogse periode verschoof de focus naar de vervolging en berechting van contraspionage, dit is het beschermen van de eigen inlichtingendienst door zich te informeren over de organisatie en de methodes van de tegenstander. Diegenen die aan de Duitsers inlichtingen hadden verschaft over geallieerde inlichtingendiensten, over netwerken die jongeren hielpen om de Belgische grens over te steken of over organisaties die zich bezig hielden met de publicatie en verspreiding van verzetskranten evenals diegenen die lid waren geweest van de Duitse geheime politie of zich schuldig hadden gemaakt aan moutonnage moesten zich voor het Belgische gerecht komen verantwoorden.

 
Volledige tekst van het doctoraat / full text
https://lirias.kuleuven.be/handle/123456789/678999

 
Examencommissie / Board of examiners
 Prof. dr. Jozef Monballyu (promotor)
 Prof. dr. Stephan Dusil (co-promotor)
 Prof. dr. Marc Boes (voorzitter/chairman)
 Prof. dr. Frederic Stevens
 Prof. dr. Stephan Parmentier
Prof. dr. Emmanuel Debruyne , UCL
 

K.U.Leuven - CWIS Copyright © Katholieke Universiteit Leuven | Reacties op de inhoud: help page
Laatste wijziging: 17-09-2023 | Disclaimer
URL: http://www.kuleuven.be/doctoraatsverdediging/